Hij leest mijn verhaal. Dat doet hij uiterst geconcentreerd. Soms steekt hij de achterkant van de pen in zijn mond of krabbelt hij genadeloos aantekeningen in de kantlijn. Meestal vlucht ik weg. Naar de badkamer, de tuin of ga ik naar de bakker in de straat. De kleinste rimpel of zucht maakt me onzeker. En dan begint die molen in mijn hoofd te draaien. Dat de verhaallijn niet logisch is. Dat mijn zinsconstructies op niks slaan. Dat ik dt-fouten gemaakt heb. Dat dit waarschijnlijk het meest verschrikkelijke verhaal is dat hij ooit gelezen heeft. En die verschrikkelijke minuten duren uren. Tot hij me een kus geeft en zegt: ‘Ik ben fier op jou.’