Wie ik ben?
Daar is wel wat verwarring over. Mijn grootmoeder noemde mij Moppie. Volgens mijn mama ben ik Fiek. Arno en Lene vinden me de Boekenbuurvrouw. Veel kinderen zeggen Ju-u-u-f. Voor mijn zus ben ik Zussepus. De dame van de winkel gebruikt Mevrouw. En mijn Allerliefste verkiest Diplodokus. Jullie mogen Sofie zeggen. Dat is mijn échte naam. Bijna toch. Al hou ik je niet tegen om zelf een leuke naam te bedenken. |
Hoe het allemaal begonAlles begon bij juf Cathérine van het eerste leerjaar. Zij leerde me lezen. Toen ik voldoende letters bij elkaar gesprokkeld had, mocht ik naar de bibliotheek. Die was niet ver weg. Ik kon te voet of met de fiets. De bib was slechts een tuinhuis groot. Eén rek met kinderboeken. Per leeftijd waren er enkele tientallen boeken. Een boek van een andere leeftijd nemen was ten strengste verboden. Als de bibliothecaris vond dat je niet oud genoeg was voor zo’n boek, dan moest het terug in de kast. Toen ik alle boeken van mijn eigen leeftijd had gelezen, kon ik niet anders dan boeken nemen voor oudere kinderen… Maar dat had de bibliothecaris gezien want de boeken gingen één voor één terug de kast in…
|
Toen ik wat groter wasIn het zesde leerjaar was er meester Chris. Hij las elke vrijdag gedichten voor. Ik was er gek van (van de poëzie). Andere kinderen vonden het saai, maar ik vond het geweldig om weg te dromen bij woorden. Ik kocht (of kreeg) hetzelfde boek als mijn meester. En ik las het en las het en las het. Nu nog ken ik sommige gedichten uit het hoofd. Ergens tussen het luisteren naar die gedichten dacht ik plotseling: ‘Misschien kan ik het zelf ook!’ En zo gebeurde het… Ik schreef!
|
|
|
In de middelbare schoolIk ben niet meer gestopt met schrijven. Want na de gedichten, kwamen er verhalen. Die kwamen in felle schoolschriften. Zo dacht iedereen dat ik aan het studeren was, maar eigenlijk…
Na de verhalen kwamen er nog meer gedichten. En ook wel eens een schooltoneel. Tijdens de vakantie maakte ik samenvattingen van de Tour de France of van zwemwedstrijden. En ik las ook veel. In het Nederlands of in het Engels. Want ik had een Ierse pennenvriendin waarmee ik veel geheimen deelde. Je hoort het goed, als ik maar schrezen kon! |
Het grote gat
Daarna viel het even stil. Ik had het te druk met een liefje zoeken... Tijdens het studeren moest ik zoveel werkjes maken, dat ik geen zin meer had in schrijven. Het schrift werd in de kast gelegd. Af en toe haalde ik het eruit voor een gedicht. Dagen en weken en maanden vlogen voorbij tot het begon te kriebelen. Echt ontzettend hard te kriebelen. Zo hard dat je iets moét doen want anders word je gek. Ik probeerde eerst iets te drinken, dan op mijn hoofd te staan, te rollen over de grond, keiluid een lied te zingen. Niks hielp. Mijn man stond erbij en keek er naar.
‘Ik weet het,’ zei hij beslist, ‘wanneer ga je eindelijk schrijven?!’
‘Ik weet het,’ zei hij beslist, ‘wanneer ga je eindelijk schrijven?!’
Terug naar school
Dus duwde Manlief mij terug de school in. De Stedelijke Academie voor Muziek Woord & Dans in Sint-Niklaas, meer bepaald. Ik kreeg een leraar, die zelf boeken schreef. En ik kreeg klasgenoten die ook (schrijf)kriebels hadden. En dus begon ik te oefenen. Véél te oefenen. Soms ging het goed, maar ik moest ook vaak opnieuw proberen. Ik schreef een beetje vanalles tot ik het zeker wist: ik wil kinderboeken maken!
En nu?Eigenlijk kan ik me geen leven meer inbeelden zonder boeken of zonder schrijven. Wil je weten waar ik nu mee bezig ben? Lees meer bij schrijf of nieuwsgierig.
Vergeet niet: eens een schrezer, altijd een schrezer! Die kriebels hou je echt niet tegen… |