Enkele jaren geleden speelden onze buurkinderen een nieuw spel: kiezelstenen over het muurtje gooien. Toen er geen stenen meer in de tuin van de buren lagen, hadden hun ouders door wat er aan de hand was. De kinderen kregen een preek én een gooiverbod. Toch gingen ze er stiekem mee door. En dat had een reden. Ik durfde wel eens in de aanval te gaan. Dan bekogelde ik de kinderen met papieren vliegtuigjes, snoepjes, water of wat aandacht…
Het was al een poos geleden, maar gisteren vlogen er toch steentjes onze kant op.
‘Auw!’ riep ik luid.
‘Wat is er?’ vroeg het buurmeisje.
Ik hoorde een stoel over de kiezels schuiven. Een neus en twee ogen gluurden over het muurtje.
‘Er zijn toch veel vreemde vogels de laatste tijd. Ze laten steeds stenen vallen. Nu belandde er één recht op mijn hoofd!’ Ik wees naar een vogel in de lucht en de steentjes op de grond.
‘Moet ik een pleister brengen?’ vroeg het buurmeisje bezorgd.
Ik schudde het hoofd. ‘Weet jij misschien hoe het komt dat vogels zoiets doen?’ vroeg ik terwijl ik haar over de muur tilde.
‘Misschien vinden ze jullie erg leuk en laten ze steentjes achter zodat je ze niet zou vergeten.’
‘Ik denk dat de vogels genoeg steentjes hebben achtergelaten om ze minstens nog honderd jaar te onthouden.’
‘Honderd jaar? Dan zijn jullie misschien ook al lang verhuisd’, zei het buurmeisje.
Na het buurmeisje, tilde ik de buurjongen ook nog over het muurtje. De buurman en buurvrouw waren minder avontuurlijk en kwamen gewoon langs de deur… :-) We maakten er een gezellige avond van. Zo’n avond die je alleen maar met superburen kan hebben. Toen het al voorbij bedtijd was en we meer en meer begonnen te geeuwen, was het tijd om afscheid te nemen. We gaven knuffels en zoenen.
‘Kan je niet mee verhuizen naar ons nieuwe huis?’ vroeg het buurmeisje zacht.
En daarmee vloog een klein, onzichtbaar steentje recht door mijn hart.
Het was al een poos geleden, maar gisteren vlogen er toch steentjes onze kant op.
‘Auw!’ riep ik luid.
‘Wat is er?’ vroeg het buurmeisje.
Ik hoorde een stoel over de kiezels schuiven. Een neus en twee ogen gluurden over het muurtje.
‘Er zijn toch veel vreemde vogels de laatste tijd. Ze laten steeds stenen vallen. Nu belandde er één recht op mijn hoofd!’ Ik wees naar een vogel in de lucht en de steentjes op de grond.
‘Moet ik een pleister brengen?’ vroeg het buurmeisje bezorgd.
Ik schudde het hoofd. ‘Weet jij misschien hoe het komt dat vogels zoiets doen?’ vroeg ik terwijl ik haar over de muur tilde.
‘Misschien vinden ze jullie erg leuk en laten ze steentjes achter zodat je ze niet zou vergeten.’
‘Ik denk dat de vogels genoeg steentjes hebben achtergelaten om ze minstens nog honderd jaar te onthouden.’
‘Honderd jaar? Dan zijn jullie misschien ook al lang verhuisd’, zei het buurmeisje.
Na het buurmeisje, tilde ik de buurjongen ook nog over het muurtje. De buurman en buurvrouw waren minder avontuurlijk en kwamen gewoon langs de deur… :-) We maakten er een gezellige avond van. Zo’n avond die je alleen maar met superburen kan hebben. Toen het al voorbij bedtijd was en we meer en meer begonnen te geeuwen, was het tijd om afscheid te nemen. We gaven knuffels en zoenen.
‘Kan je niet mee verhuizen naar ons nieuwe huis?’ vroeg het buurmeisje zacht.
En daarmee vloog een klein, onzichtbaar steentje recht door mijn hart.